-
1 running away
het weglopen, vluchtend -
2 fuite
fuite [fŵiet]〈v.〉1 vlucht ⇒ ontvluchting, uittocht♦voorbeelden:fuite des cerveaux • braindrainprendre la fuite • op de vlucht slaanêtre en fuite • voortvluchtig zijnmettre en fuite • op de vlucht drijvenla fuite hors de la réalité • de vlucht uit de werkelijkheid→ délitf1) vlucht2) (het) voorbijsnellen [tijd]3) (het) weglopen [vloeistof]5) lek, lekkage -
3 Auslauf
-
4 fugue
-
5 walkout
n. staking, werkonderbrekingwalkout -
6 grivèlerie
-
7 der Auslauf einer Flüssigkeit
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > der Auslauf einer Flüssigkeit
-
8 run away
weglopen (hard), weghollen, wegrennen, wegsnellen, deserterenrun away1 weglopen ⇒ vluchten, op de loop gaan♦voorbeelden:don't run away with the idea • geloof dat nu maar niet te snelrun away with the money • er met het geld vandoor gaan -
9 walk out
het werk neerleggen; staken; weglopen (uit een vergadering)walk outhet werk onderbreken, staken; opstappen, weglopen 〈 bijvoorbeeld bij overleg〉 -
10 run
n. hardlopen; afstand; rit; gedeelte; serie; "trein ", aanval--------v. rennen, weglopen; laten lopen; een programma starten (in computers); overgaan, laten lopen, beheren; voorbereiden; oprichten; voldoen; waarmaken; doorgaan; lekken; uitkleden; moeite doenrun1[ run] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈 benaming voor〉 tocht ⇒ afstand; eindje hollen; tocht, vlucht, rit; traject, route, lijn; tochtje, uitstapje 〈 van trein, boot〉; 〈 skiën〉 baan, helling; 〈 cricket, honkbal〉 run 〈 score van 1 punt〉♦voorbeelden:at a/the run • in looppasthe play had a five months' run in London • het stuk heeft vijf maanden in Londen gespeeldget/have a (good) run for one's money • waar voor zijn geld krijgengive someone the run of • iemand de (vrije) beschikking geven over〈 slang〉 the runs • buikloop, diarree————————run21 rennen ⇒ hollen, hardlopen2 〈 benaming voor〉 gaan ⇒ (voort)bewegen; lopen; (hard) rijden; pendelen, heen en weer rijden/varen 〈 van bus, pont e.d.〉; voorbijgaan, aflopen 〈 van tijd〉; lopen, werken 〈 van machines〉; (uit)lopen, (weg)stromen, druipen 〈van vloeistoffen e.d.〉; 〈 figuurlijk〉 (voort)duren, lopen, gaan, zich uitstrekken, gelden3 rennen ⇒ vliegen, zich haasten♦voorbeelden:run at someone • iemand aanvallenrun at something • toestormen op iets2 the play will run for ten performances • er zullen tien voorstellingen van het stuk gegeven wordenrun afoul/foul of • 〈 figuurlijk〉stuiten op, in botsing komen metfeelings ran high • de gemoederen raakten verhit/liepen hoog oprun on electricity • elektrisch zijnrun to crabbiness • geneigd zijn tot vittenrun to extremes • in uitersten vervallenhe ran fifth • hij kwam als vijfde binnenrun across someone/something • iemand tegen het lijf lopen/ergens tegen aan lopenrun for it • op de vlucht slaan, het op een lopen zettenRoman noses run in our family • de adelaarsneus zit bij ons in de familierun through the minutes • de notulen doornemenhis inheritance was run through within a year • hij had binnen een jaar zijn erfenis erdoor gejaagdmy allowance doesn't run to/I can't run to a car • mijn toelage is niet toereikend/ik heb geen geld genoeg voor een auto→ run around run around/, run away run away/, run back run back/, run down run down/, run in run in/, run into run into/, run off run off/, run on run on/, run out run out/, run over run over/, run up run up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈 benaming voor〉 doen bewegen ⇒ laten gaan; varen, rijden; doen stromen, gieten; in werking stellen, laten lopen 〈machines e.d.〉; 〈 figuurlijk〉 doen voortgaan, leiden, runnen♦voorbeelden:run someone over • iemand overrijdenrun a business • een zaak hebbenrun a car • autorijden, een auto hebbenrun someone close/hard • iemand (dicht) op de hielen zitten; 〈 figuurlijk〉 weinig voor iemand onderdoenrun a comb through one's hair • (even) een kam door zijn haar halen6 we won't run him • we zullen hem niet inschrijven/laten deelnemen -
11 fling
n. worp, gooi; uitspatting, verzetje; avontuurtje--------v. werpen; gooien; uitbarstenfling1[ fling] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 Highland fling • Schotse dans, Schotse driepashave a fling (at) • een poging wagen, een gooi doen (naar)————————fling21 gooien ⇒ (weg)smijten, (af)werpen2 wegstormen ⇒ (boos) weglopen/weggaan♦voorbeelden:fling down a challenge • uitdagenfling off one's pursuers • zijn achtervolgers afschuddenfling on/off one's clothes • in/uit zijn kleren schietenfling up one's hands/arms in horror • zijn handen/armen van afschuw/afgrijzen omhoog steken/in de lucht gooienfling an accusation at someone • iemand een beschuldiging naar het hoofd slingerenfling the past in someone's face/teeth • met iemands verleden komen aandragenfling oneself into something • zich ergens op werpenfling out of/from the house • boos weglopen van huis→ dirt dirt/ -
12 coiffer
coiffer [kwaafee]♦voorbeelden:2 coiffer qn. bien • iemand goed staan, iemand (goed) kleden6 se faire coiffer (au poteau) • op het laatste moment ingehaald, geklopt worden1 zich kappen ⇒ zich het haar opmaken, zich kammen1. v1) kappen, het haar opmaken of knippen (van)3) opzetten [hoed]2. se coifferv1) zich het haar opmaken, zich kammen2) opzetten -
13 drain
n. afvoerkanaal--------v. draineren, afvoeren; legen; teneinde gaan, uitverkocht zijndrain1[ dreen] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————drain21 weglopen ⇒ wegstromen, (uit)lekken2 leeglopen ⇒ afdruipen, uitdruipen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 drain away • doen wegvloeien, doen weglopendrain off • afvoeren, leegmaken -
14 walk
n. wandeling, loop; voettocht; weggetje; doorgang; trottoir; manier van lopen; beroep, baan; loopbaan--------v. lopen, wandelen; voettocht maken; leiden; brengen; gedragenwalk1[ wo:k]5 wandelgang ⇒ promenade; voetpad♦voorbeelden:a ten-minute walk • een wandeling van tien minuten4 walk of life • beroep, roeping; (maatschappelijke) rang/standall walks of life • elke rang en stand♦voorbeelden:————————walk21 lopen♦voorbeelden:¶ walk away from 〈 informeel〉 • er ongedeerd afkomen bij 〈 ongeluk〉; 〈 sport〉 met gemak achter zich latenwalk off • opstappen, er vandoor gaanwalk out 〈 informeel〉 • het werk onderbreken, staken; opstappen, weglopen 〈 bijvoorbeeld bij overleg〉walk tall • het hoofd hoog dragen, trots zijnwalk up! • kom erin!, komt dat zien! 〈 bijvoorbeeld bij circus〉walk up to someone • op iemand afgaanwalk into a job • gemakkelijk aan een baan komen〈 informeel〉 walk over • met gemak achter zich laten/overwinnenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 lopen over/door/langs/op ⇒ bewandelen♦voorbeelden:→ learn learn/ -
15 jump
n. sprong; aanloop; huppel; spronglengte; korte reis; plotseling opschrikken--------v. springen; opschrikken; aanloop nemen; huppelen; even wegbrengen; weggaan, vluchten; met kracht pakken; eruit latenjump1[ dzjump] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:by jumps • sprongsgewijze————————jump23 opspringen ⇒ opschrikken, een schok krijgen♦voorbeelden:he jumped at him • hij sprong op hem toejump for joy • opspringen/dansen van vreugdejump to one's feet • opspringen→ jump off jump off/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:jump rope • touwtje springen -
16 escape
n. vlucht; lek; uitlaat--------v. vluchten, weglopen; lekken; gered wordenescape1[ iskeep] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————escape23 verdwijnen ⇒ vervagen, vergeten raken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 ontgaan♦voorbeelden: -
17 file
n. bestand, map, dossier, informatieverzameling (in computers); map, verzamelmap; kaartenbak; vijl; (in computers) een verzameling georganiseerde records met gegevens en programmatuur--------v. achter elkaar lopen; vijlen, bijvijlen; opslaan, in een archief bijzetten, invoegen, registreren; indienen; inzendenfile1[ fajl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vijl2 dossier ⇒ register, legger, lias3 (dossier)map ⇒ ordner, klapper♦voorbeelden:have something on file • iets geregistreerd hebben staanput a deed on file • een akte deponerenin file • allemaal achter elkaar————————file2♦voorbeelden:the soldiers filed across the river • de soldaten waadden achter elkaar door de rivierII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:file away • af/wegvijlenfile down • afvijlenfile under ‘vocal music’ • opbergen onder ‘zang’ -
18 run out
run out♦voorbeelden:¶ run out on someone/something • iemand/iets in de steek latenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
19 tap
n. kraan; kurk; klop--------v. een kraan aansluiten; uitwringen, afpersen ; afluisteren; kloppentap1[ tæp]♦voorbeelden:1 turn the tap on/off • doe de kraan open/dichton tap • uit het vat, van de tap; 〈 figuurlijk〉meteen voorradig, zo voorhandena tap on a shoulder • een schouderklopjeII 〈meervoud; werkwoord voornamelijk enkelvoud〉 〈Amerikaans-Engels; leger〉1 (trommel/hoorn)signaal 〈voor lichten uit; ook op militaire begrafenis〉————————tap2〈 tapped〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen tikken/kloppen♦voorbeelden:tap out a message • een boodschap uitzendenher telephone was tapped • haar telefoon werd afgeluisterdtap off wine from a cask • wijn tappen uit een vattap new sources of energy • nieuwe energiebronnen aanboren -
20 abscondence
n. weglopen, het zich uit de voeten maken, heimelijke verdwijning
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Aussehen — 1. Das sieht bös aus, sagte Steffen, da hatte ihn eine Mücke auf die Nase gestochen. Holl.: Dat is een erg gat, zei meester Jan, en het was een kakhiel. (Harrebomée, I, 32.) 2. Elendiglich aussehen, ist genug gebeten. *3. A sieht aos, as wan a… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Dimitri Van Toren — (Breda, né le 16 décembre 1940) est un chanteur néerlandais. Sommaire 1 Discographie 1.1 CD s 1.2 LP s 2 Lien externe … Wikipédia en Français
Dimitri van Toren — (Bréda, né le 16 décembre 1940) est un chanteur néerlandais. Sommaire 1 Discographie 1.1 CD 1.2 LP 2 Lien externe … Wikipédia en Français
Dimitri van toren — (Breda, né le 16 décembre 1940) est un chanteur néerlandais. Sommaire 1 Discographie 1.1 CD s 1.2 LP s 2 Lien externe … Wikipédia en Français
2006–2007 Dutch cabinet formation — Following the 2006 Dutch general election, held on November 22, a process of cabinet formation started, involving negotiations about which coalition partners to form a common programme of policy and to divide the posts in cabinet. On February 22 … Wikipedia